Lesdoelen
Je gebruikt de werkvorm Routekaart om een doordachte keuze te maken aan de hand van vooropgestelde criteria.
Je oefent ermee op:
- gericht denken
- gevolgen onderzoeke
- oorzaken aan gevolgen koppelen
- gevolgen beoordelen als positief/negatief
Vaardigheden
- Actiegericht denken
- Creatief denken
- Denken zichtbaar maken
Eindtermen
Kleuters
Mens en maatschappij
MM 1.3 De kleuters tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen in eigen mogelijkheden.
Nederlands
NL 1.2 De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.
NL 2.2 De kleuters kunnen antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening ... in concrete situaties.
NL 3.1 De kleuters kunnen aan de hand van visueel materiaal een boodschap herscheppen.
NL 5.2 De kleuters beseffen dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor opnieuw kunnen worden opgeroepen.
NL 5.3 De kleuters beseffen dat mensen door middel van het schrift boodschappen kunnen vastleggen.
Lager
Mens en maatschappij
MM 1.3.° De leerlingen tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen.
Nederlands
NL 7° De leerlingen tonen bij de eindtermen Nederlands een (inter)culturele gerichtheid. Dit houdt in dat ze:
- verschillende cultuuruitingen met een talige component in hun omgeving exploreren en er betekenis aan geven;
- hun gedachten, belevingen en emoties bij ervaringen met de eigen culturele leefwereld in vergelijking met die van anderen verwoorden;
- uitgaande van het eigen referentiekader enige kennis verwerven over de diversiteit in het culturele erfgoed met een talige component en er waardering voor krijgen.
Leren leren
LL 3. De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken.
Secundair
Nederlands
1e graad: A-stroom
2.8 De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2.9 De leerlingen gebruiken het inzicht in de belangrijkste regels en kenmerken van het Standaardnederlands als taalsysteem ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
2.10 De leerlingen gebruiken kenmerken, mogelijkheden en principes van het Standaardnederlands als communicatiemiddel in functie van doelgerichte communicatie.
2.11 De leerlingen gaan respectvol om met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.° (attitudinaal)
1e graad: B-stroom
2.7 De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2.8 De leerlingen gebruiken het inzicht in de belangrijkste regels en kenmerken van het Standaardnederlands als taalsysteem ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
2.9 De leerlingen gebruiken kenmerken, mogelijkheden en principes van het Standaardnederlands als communicatiemiddel in functie van doelgerichte communicatie.
2.10 De leerlingen gaan respectvol om met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, taalvariëteiten en talen.° (attitudinaal)
2e graad: finaliteit doorstroom
02.08 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
02.09 De leerlingen zetten doelgericht strategieën in ter ondersteuning van informatieverwerking en communicatieve handelingen.
02.12 De leerlingen passen inzicht in taalgebruik toe ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
2.11 De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2e graad: finaliteit arbeidsmarkt en dubbele finaliteit
02.07 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
02.08 De leerlingen zetten doelgericht strategieën in ter ondersteuning van informatieverwerking en communicatieve handelingen.
02.11 De leerlingen passen inzicht in taalgebruik toe ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
3e graad: finaliteit doorstroom en dubbele finaliteit
02.08 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
02.09 De leerlingen zetten doelgericht strategieën in ter ondersteuning van informatieverwerking en communicatieve handelingen.
02.12 De leerlingen passen inzicht in taalgebruik toe ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
3e graad: finaliteit arbeidsmarkt
02.07 De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
02.08 De leerlingen zetten doelgericht strategieën in ter ondersteuning van informatieverwerking en communicatieve handelingen.
02.11 De leerlingen passen inzicht in taalgebruik toe ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
Leercompetenties
1e graad: A-stroom en B-stroom
13.13 De leerlingen formuleren een antwoord op een onderzoeksvraag of hypothese aan de hand van aangereikte richtlijnen. (transversaal)
13.17 De leerlingen passen vaardigheden van samen leren toe om een leerdoel te realiseren. (transversaal)
13.18 De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van het leerproces. (transversaal)
2e graad: finaliteit doorstroom, dubbele finaliteit, finaliteit arbeidsmarkt
13.02 De leerlingen zetten (meta)cognitieve leer- en regulatiestrategieën in om zich leerinhouden eigen te maken.
13.04 De leerlingen zoeken doelgericht informatie in diverse bronnen en verwerken die op een kritische en systematische manier.
3e graad: finaliteit doorstroom, finaliteit arbeidsmarkt, dubbele finaliteit
13.02 De leerlingen zetten (meta)cognitieve leer- en regulatiestrategieën in om zich leerinhouden eigen te maken.
13.04 De leerlingen zoeken doelgericht informatie in diverse bronnen en verwerken die op een kritische en systematische manier.
Initiatief, ambitie, ondernemingszin, loopbaan
1e graad: A-stroom en B-stroom
15.4 De leerlingen maken onderbouwde keuzes aan de hand van aangereikte criteria en aangereikte strategieën. (transversaal)
2e graad: finaliteit doorstroom, finaliteit arbeidsmarkt en dubbele finaliteit
15.02 De leerlingen genereren creatieve ideeën om een probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid ervan aan de hand van criteria.
3e graad: finaliteit doorstroom, finaliteit arbeidsmarkt en dubbele finaliteit
15.02 De leerlingen genereren creatieve ideeën om een probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid ervan aan de hand van criteria.
Sociaal-relationele competenties
1e graad: A-stroom en B-stroom
5.1 De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen.° (transversaal - attitudinaal)
5.2 De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, fysieke en mentale grenzen en emoties van anderen.° (transversaal - attitudinaal)
5.5 De leerlingen dragen in groepsactiviteiten met een welomschreven opdracht actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. (transversaal)
2e graad: finaliteit doorstroom, finaliteit arbeidsmarkt en dubbele finaliteit
05.01 De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.
3e graad: finaliteit doorstroom, finaliteit arbeidsmarkt en dubbele finaliteit
05.01 De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.